Inleiding KBO oktober 2009

(De uitgesproken tekst geldt)

Onderwerp: Wat kunnen ouderen betekenen voor de geloofsoverdracht aan jongeren

Jongbelegen, gedachten bij de Kerk van jong en oud

1.

Toen ik een aantal jaren geleden mijn afstudeerscriptie moest gaan voorbereiden deed zich de in mijn ogen onmogelijk situatie voor, dat ik daarvoor eerst de titel moest opgeven. Maar hoe kies je een titel als je verder nog niet precies weet hoe het gekozen onderwerp zal gaan uitpakken? Ik gaf een prikkelende titel op, maar naar later bleek niet zo’n goede. De examencommissie liet zich namelijk meer leiden door de titel dan door de precieze inhoud van mijn gedachtegangen. Als gevolg daarvan kreeg ik spreekwoordelijke strafpunten en moest genoegen nemen met een iets lager cijfer dan anders mogelijk was geweest.

Geschiedenissen lijken zich soms te herhalen. Nog voor ik goed en wel mijn gedachten voor vanochtend geordend had, moest ik al een titel opgeven. Dankbaar maakte ik gebruik van een door een collega aan de hand gedaan idee: jongbelegen. Opnieuw, zo dunkt me, een prikkelende titel. Hopelijk hebt u geduld met me, krijg ik niet meteen strafpunten. Het is namelijk niet persoonlijk bedoeld. Bovendien: ik ben er wel van overtuigd, dat sprekend over wat ouderen kunnen betekenen voor de geloofsoverdracht naar jongeren, de term “jongbelegen” best goed gekozen is. Niet als kwalificatie, als aanduiding van een groep mensen. Wel als hulp bij het nadenken over onze Kerk: ondertussen al zo’n tweeduizend jaar oud, maar niet verouderd en al helemaal niet uitgerijpt. Jong en belegen tegelijk.

2.

Het onderwerp voor vandaag is geen gemakkelijk thema. De vraag wat ouderen kunnen bijdragen aan de geloofsvorming van jongeren, wordt namelijk niet in het luchtledige gesteld. U stelt die vraag op dit moment, in onze huidige situatie. Met andere woorden, in een tijd dat de jongeren ver te zoeken lijken in onze Kerk. In een tijd van schijnbare achteruitgang in plaats van groei en bloei.

Het zal nooit lukken om in de twintig minuten die ik heb een uitgebalanceerde analyse te geven. Vooropgesteld dat ik die zou hebben. Eerlijk gezegd denk ik ook niet dat u daarop zit te wachten. Wellicht doe ik er beter aan u te motiveren en te bemoedigen. Het ziet er op het eerste gezicht allemaal niet rooskleurig uit met onze Kerk. In werkelijkheid ligt het genuanceerder. Of ziet het er juist heel goed uit.

Ik wil dadelijk eerst wat woorden wijden aan het meest ingewikkelde van alles: onze eigen geschiedenis met daaraan verbonden onze verwachtingen en emoties. Mijns inziens zit daar al een belangrijke sleutel. Als tweede zou ik met u willen nadenken over wat nu precies geloven is en wat dit betekent voor onze geloofsopvoeding. Daarna hoop ik u kort te vertellen over wat we in het kader van het diocesaan jongerenwerk aan het doen zijn. Dan zal mijn spreektijd wel voorbij zijn en rond ik af met wat slotbemerkingen.

3.

Als eerste het moeilijkste. Onze geschiedenis, onze verwachtingen en onze emoties daarbij.

Ik ben bijna vijf jaar in actieve dienst en op die manier nauw betrokken bij parochiewerk. Meerdere malen heb ik binnen de parochies gesprekken gehad over hoe onze gemeenschappen ervoor staan. Meestal blijkt er negatieve toon te zitten in de manier waarop door parochianen naar de kerk wordt gekeken. En, neem me dat niet kwalijk, dat zijn meestal oudere parochianen.

Deze negatieve toon is goed te begrijpen. De laatste veertig jaar zijn roerig geweest. Het Tweede Vaticaanse Concilie bracht zeker in de Nederlandse beleving langverwachte vernieuwing. Gevoelde vrijheid die op allerlei plekken door allerlei mensen met enorme inzet werd aangepakt. Er gebeurde van alles. Was de kerkgemeenschap een baken van stabiliteit geweest, nu leek het wel alsof ongeveer alles op losse schroeven stond. Mijn indruk is dat hierop zeer wisselend is gereageerd, maar vooral positief. En wat je er verder ook van wilt zeggen: er was sprake van een grote oprechte betrokkenheid bij heel veel mensen. Dat gaf vast en zeker een goed gevoel. Een gevoel dat je ook anderen zou willen gunnen. Niet in de laatste plaats de jeugd. Uitgerekend zij bleken echter niet zo vatbaar voor dit enthousiasme. We kennen allemaal verhalen van ouders die met beste bedoelingen kinderen gelovig hebben opgevoed, maar het nu moeilijk vinden om te zien dat de kinderen misschien nog geloven, doch niet meer ter kerke gaan. En de kleinkinderen? Die zijn niet zelden helemaal vervreemd van Kerk en geloof. Het enorme enthousiasme van de jaren zestig en zeventig heeft de verwachtingen van toen niet waargemaakt. In plaats van vitale geloofsgemeenschappen met overvolle kerken gebeurde het tegendeel. De vitaliteit raakte bedreigd, de kerken liepen en lopen leeg. We gaan ogenschijnlijk achteruit in plaats van vooruit.

Nu komt echter het moeilijke voor dit moment. En dat is iets waarmee ikzelf al heel wat mensen verbaasd heb doen kijken en hopelijk ook heb mogen helpen anders te gaan kijken. Het punt is dit. U heeft de net beschreven geschiedenis meegemaakt. U was, misschien na wat aarzeling, enthousiast over wat er allemaal gebeurde. U heeft vervolgens moeten aanzien dat het anders is gelopen. Maar, en nu spreek ik voor mijzelf, toen ik onze kerk voor eerst echt bewust kon bekijken, was dit alles al gebeurd. U hebt de kerkbanken leeg zien worden, ik heb ze nooit vol gezien. U heeft vast en zeker zoete herinneringen aan elke week goed bezette vieringen, ik weet niet uit eigen ervaring waar u over spreekt.

Met andere woorden: wij zitten hier met heel verschillende ervaringen en daarom ook met verschillende verwachtingen. Alle mensen van circa 35 jaar oud en jonger hebben niet meegemaakt wat de ouderen wel hebben beleefd en voelen niet op dezelfde manier de pijn van de leegloop. De jeugd weet gewoon niet beter dan dat de kerken niet zo goed gevuld zijn op zondag.

De jongeren in onze kerk hebben andere ervaringen opgedaan dan de ouderen. Door de loop van de geschiedenis - dat hoeft verder niemand te worden aangerekend - zijn die verschillen wel erg groot geworden. Het plezier van toen is de jeugd van nu onbekend. Maar de pijnpunten van toen worden ook niet gedeeld. Simpelweg omdat ze niet bekend zijn.

De ouderen, u, bent gelovig opgevoed in een tamelijk welbepaald stramien. Het ging zus en het ging zo. Niet anders. De jongeren nu hebben die ervaring niet. Sterker nog: ze hebben eigenlijk helemaal geen ervaring. We merken hoe jonge mensen zo goed als niets meer weten van Kerk en geloof. Om een herkenbaar voorbeeld te geven: vele oudere mensen in de Nederlandse kerk gruwelen bij het idee aan de biecht. De jeugd blijkt echter vooral nieuwsgierig. Ze hebben uw ervaring niet, ze zijn onbevangen door onkunde en daarom alleen maar oprecht nieuwsgierig. Hun emoties, hun beleving is echt anders dan die van u. Dat is niet perse erg. Het is wel belangrijk dit in te zien, omdat de jeugd ruimte nodig heeft om hun nieuwsgierigheid te botvieren. Hun leven is een ontdekkingstocht. Als iets aanspreekt blijven ze nog even. Spreekt het niet aan, dan gaan ze gauw weer verder. Als een ervaring meer vragen oproept dan beantwoordt, dan zappen ze door.

4.

Alvorens dit af te ronden in een soort conclusie, wil ik graag eerst spreken over geloof en geloofsopvoeding.

Wat is geloven eigenlijk? Vaak krijg ik het idee, dat geloven gezien wordt als het voor waar houden van zaken die eigenlijk niet kunnen. Mij lijkt dit niet de beste benadering. Voor mij was het een eyeopener toen ik doorkreeg dat geloven over relaties gaat. Over een vriendschap met God, die Hij ons aanbiedt en waarop wij “ja” mogen zeggen.

Dit was voor mij een eyeopener, omdat geloven en kerk-zijn daardoor reëler en begrijpelijker werd en ik er mijn hart nog beter aan kon verpanden.

Als geloven namelijk een relatie met God hebben betekent, dan kun je alles wat we weten over relaties en vriendschappen inzetten om meer te snappen van waar het om gaat én waarom het soms zo moeilijk is.

Als mijn geloof een vriendschap met God is, dan kan die vriendschap heel hecht zijn, maar soms ook wat minder. Ja, ik kan zelfs ruzie maken met God. Al komt er vervolgens ook een moment om het weer goed te maken. Als je een vriendschap niet onderhoudt, gaat hij verloren. Geloven is niet anders. Je moet er wel je best voor doen.

Er zijn gelovige mensen geweest en ze zijn er nog, die geloven zien als een huwelijk. Een huwelijk met God. Ik denk dat zo’n benadering zin heeft. Want zoals u ooit uw eigen levenspartner hebt leren kennen en een relatie hebt opgebouwd, zo gaat het ook met geloven. Op enig moment komt God in iemands leven en blijkt Deze een zekere aantrekkingskracht te hebben. Dit ene moment vormt vervolgens het begin van een levenslange tocht. En zoals je man en vrouw beter leert kennen door over vroeger te vertellen en fotoboeken te bekijken, zo werkt het ook met God. De Bijbel en de Traditie van de Kerk: het zijn hulpmiddelen om God beter te leren kennen.

Wie iemand liefheeft zal graag zien dat de ander het naar zijn of haar zin heeft. Niet geërgerd wordt. Vandaar dat er de neiging zal zijn om in je eigen doen en laten rekening te houden met wat de ander behaagt. Zo doe je het thuis, zo gaat het ook met God. Vriendschap met Hem betekent ook proberen zo te leven dat het God plezier doet. Geloven is iets relationeels. Het onderhouden van een vriendschap die door God is begonnen.

Deze benadering heeft consequenties voor ons denken over wat geloofsopvoeding is. Het punt is dit: hoewel wij heel goed in staat zijn om mensen met elkaar te laten kennismaken, wij kunnen niet tegen twee mensen zeggen dat ze vanaf nu voor altijd vrienden zijn. Het ontstaan van een vriendschap is iets tussen de twee betrokkenen zelf. Wordt vriendschap bovendien niet meestal als een cadeau ervaren, dus als iets wat je overkomt en niet iets wat je zelf bereikt? Als geloven over vriendschap gaat, kunnen wij niet menen dat geloofsopvoeding automatisch tot een dergelijke vriendschap met God voert. Dat is iets tussen God en iedere mens afzonderlijk. Wél kunnen we er voor zorg dragen dat God bekend wordt. Dat er op een positieve manier kennis kan worden gemaakt en er vriendschap kan ontstaan. Het kan, maar het is niet zeker of het ook gebeurt. Daar hebben wij, daar heeft niemand zeggenschap over behalve God en de concrete mens die door God wordt aangeraakt. Misschien wel hierom wordt geloven een gave van de heilige Geest genoemd.

Tegen ouders die hun kind laten dopen, zeg ik daarom altijd dat ze zich er niet zo druk over hoeven te maken of hun kind gelovig zal worden. Beter kunnen ze zich inspannen om goede mogelijkheidsvoorwaarden te creëren. Het is belangrijk dat kinderen leren wat bidden is door te zien dat mensen om hen heen daar tijd aan besteden. Dat naar de kerk iets is wat christenen graag doen, kunnen jonge mensen alleen ontdekken als ze het kunnen zien. En dat de Bijbel toch echt een onmisbaar boek is, wordt alleen duidelijk als ze mogen weten dat hun dierbaren er het liefst dagelijks uit lezen. Of deze en andere kennis tot geloof voert is dus nooit helemaal zeker. Het allerbelangrijkste is en blijft niettemin de eigen houding van de ouder, of beter: van ons christenen zelf. Het is niet zo belangrijk of we alle vragen meteen kunnen beantwoorden, als er maar oprecht gesproken wordt. En geldt ook niet dat het voor een kind heel moeilijk wordt om aardig te zijn voor de buren, als vader of moeder alleen maar wanklanken spreken over de mensen van hiernaast? Voor ouders, maar evenzeer voor alle gelovigen geldt dat de eigen vriendschap en het eigen spreken daarover het meest inspirerend is voor anderen.

5.

En precies dit is de insteek die we voor het jongerenwerk in het bisdom hebben. We proberen door allerlei activiteiten te organiseren jonge mensen bij elkaar te brengen, zodat ze kunnen kennismaken met elkaar en met de Kerk. Het is voor veel jongeren een weldaad eens samen met gelovige leeftijdsgenoten te zijn.

Onze Kerkgemeenschap haalt belangrijk voedsel uit de sacramenten die we vieren. We proberen er op een passende wijze aandacht aan te geven en de jongeren in de gelegenheid te stellen daar ervaring in op te doen. Zodoende vormen eucharistie en het sacrament van boete en verzoening belangrijke peilers voor ons werken met de jongeren van 16-30 jaar. Af en toe tijd nemen om tijdens een uitstelling van het Allerheiligste te aanbidden, hoort daar ook bij.

Het laatste jaar zijn we in overleg met de bisschop zover gekomen dat we meer aanbod zijn gaan ontwikkelen voor tieners, dus de groep van 12-16 jaar. Met sport, spel en andere creatieve benaderingen proberen we met hen ons geloof te beleven. De sacramenten van doopsel en vooral vormsel staan daarbij centraal.

We organiseren kloosterweekenden om jongeren in de gelegenheid te stellen intensiever bezig te zijn met geloofsvragen en levensvragen. Een eventuele roeping tot het huwelijk of juist priesterschap of gewijd leven kunnen daarbij aan de orde komen.

Als diocesaan jongerenwerk bieden we ook mogelijkheden om bijvoorbeeld deel te nemen aan de wereldjongerendagen of een katholieke jongerendag in Nederland.

Wat nog in ontwikkeling is betreft de ondersteuning van begeleiders in de parochies. Door eerst zelf activiteiten te organiseren hopen we de weg te bereiden voor parochiegemeenschappen om eigen ruimte te creëren voor de jonge mensen die erbij horen.

Wat het diocesaan jongerenwerk probeert te doen zijn allemaal manieren om jonge mensen op een eerlijke en tegelijk positieve manier in aanraking te brengen met de Kerk, het geloof en uiteindelijk de drie-ene God zelf. We hopen en bidden dat daardoor hechte vriendschap mag groeien, oftewel: diep geworteld geloof. Maar we weten nooit of dat zal gebeuren. Onze ervaringen tot dusver zijn echter heel bemoedigend. Hoewel het misschien nog niet altijd even goed zichtbaar is, er is echt veel gaande. Het ziet er, hoe klein het soms ook is, zeer hoopvol uit.

6.

Wat kunnen ouderen van nu bijdragen aan het geloof van jongeren? Dat was de vraag waarmee we op pad zijn gegaan.

Het antwoord bestaat uit meerdere delen. Omdat jongeren niet dezelfde ervaringen hebben als ouderen en daarom de teleurstellingen vanwege de afgelopen decennia niet uit eigen ondervinding kennen, is het voor ouderen belangrijk om na te gaan of de manier waarop zij denken, spreken en doen in de Kerk wel voldoende ruimte bied voor andere ervaringen en andere manieren van doen. Moet de eigen geschiedenis worden weggestopt? Zeker niet, want ook uw geschiedenis is kerkgeschiedenis. Er is echter zoveel meer dan alleen wat we in Nederland kennen en gewoon vinden. Jongeren zijn nieuwsgierig en willen dat weten. Wij zullen ze daartoe ruimte moeten bieden. Zij zullen hun eigen ervaringen moeten kunnen opdoen met de hele rijkdom van ons geloof. Zelfs als sommige medegelovigen van sommige elementen (al of niet terecht) gruwelen.

Dit is van belang omdat alleen door een echte kennismaking met God en zijn Kerk geloof als vriendschap met God kan groeien en bloeien. Vanuit die vriendschap zullen de jongeren de kerk zeker opzoeken en willen herkennen als huis van vriendschap. Het maakt volgens mij niet zoveel uit of er dan 10 of 100 mensen in de kerk te vinden zijn, als er maar echte vriendschap is. Een heuse band met God en vervolgens met de medegelovigen. Dit kan alleen maar lukken als we allemaal proberen voortdurend werk te maken van onze eigen band met God en verbondenheid met zijn Kerk. Voor de een betekent dit een voortdurende allelujastemming, voor de ander misschien een levenslange worsteling. Voor de meeste mensen zal het iets er tussenin zijn. En juist daar waar ons leven een stukje geschiedenis van God met mensen mag worden, kan het op uitnodigende manier inspirerend zijn. Ons eigen geloof, ons eigen zoeken in hechte gemeenschap met de Kerk de weg naar het Koninkrijk van God te gaan: dat is de motor waarop de geloofsgemeenschap voortbeweegt. Aangedreven door God zelf.

Wat kunt u verder nog bijdragen? Eigenlijk heel simpel. Wil voor de jonge mensen bidden. Juist door de jeugd heel bewust ook in uw persoonlijke gebed te noemen, drukken we minstens onze verbondenheid met hen uit. Een verbondenheid die we hebben omdat alle mensen, jong en oud, door diezelfde God tot één gemeenschap zijn gebracht. De gemeenschap van de Kerk die daarom met recht jongbelegen mag worden genoemd. Namelijk vol ervaringen, positieve en negatieve. Maar ook vol jong elan. We rekenen als gelovigen op de jeugd, maar vergeet niet: we rekenen evenveel op u.

Ik dank u wel.