Toespraak t.g.v. tweede lustrum Zuid Gronings Gregoriaans Koor

1.

Mij is gevraagd om enige woorden tot u te richten bij gelegenheid van het tien jarig jubileum van het Zuid Gronings Gregoriaans Koor, het tweede lustrum. Als eerste natuurlijk een hartelijke gelukwens. En daarbij de hoop dat u als koor nog vele jaren gegeven mag worden. Al zal ik meteen maar bekennen: inderdaad als B-koor. De A status zult u voorlopig wel niet halen, daar ikzelf niet instaat ben om in het Latijn te celebreren. Ik ben wat dat betreft een kind van de jongste tijd. Opgegroeid met de liturgie in de volkstaal. Daarin voel ik me het meeste thuis. Ook als de volkstaal anders is dan Nederlands. Ik verheug me niettemin zeer in de goede contacten die er intussen bestaan en hoop op een lange en vruchtbare samenwerking ten dienste van onze parochies en hun eredienst.

2.

Veel koren, met name de koren die het oude repertoire zingen, maken zich zorgen over hun toekomst. Of er nu gregoriaans of het werk gezongen wordt uit de periode waarvan Oosterhuis de bekendste vertegenwoordiger is geworden, dat maakt in deze niet uit. Al deze koren zien doorgaans hun leden grijzer worden en vragen zich af hoe jongere leden te kunnen werven. Juist in een dergelijk klimaat is het een hele prestatie om een koor als het uwe te beginnen en inmiddels tien jaar door te zetten.

3.

Mijnheer de eerste spreker, u gaf mij de ruimte om eventueel te corrigeren. Welnu, als u me niet kwalijk neemt, een paar punten wil ik wel aanstippen.

Het is zeer de vraag of paus Gregorius de Grote wel echt degene is geweest, die de kerkelijke muziek heeft gestandaardiseerd. Veeleer valt te vermoeden dat dit een latere duiding van een langere geschiedenis is geweest. Pas een aantal eeuwen na Paus Gregorius I wordt zijn naam in verband gebracht met wat we nu de gregoriaanse muziek noemen.

Veel belangrijker lijkt het me om, zoals u deed, te erkennen dat het gregoriaans kerkmuziek is, die staat in een levende traditie. Een traditie die teruggaat tot minstens de joodse synagoge liturgie van voor Christus. Het is in de levende praktijk van de christelijke eredienst dat de gregoriaanse muziek is gegroeid. In dat proces heeft paus Gregorius I wel enige richtlijnen gegeven, maar waarschijnlijk niet veel meer dan dat.

In die levende liturgische praktijk van de christelijke geloofsgemeenschap is het Gregoriaans gegroeid en als een rode draad geworden doorheen heel de geschiedenis tot nu toe. Bijna nooit was het gregoriaans de uitsluitende muzikale stijl in onze eredienst. Eigenlijk altijd zijn er ook andere stijlen gebruikt. Wel is het gregoriaans een constante richtinggevende factor gebleven. Bij tijd en wijle, zoals ook vandaag de dag opnieuw gebeurt onder Paus Benedictus XVI, wordt er extra nadruk gelegd op het gregoriaans als zeer geëigende stijl voor de liturgische muziek.

Als een rode draad loopt het gregoriaans door de hele geschiedenis van de eredienst. Alleen al daarom dat we blij zijn een gregoriaans koor in ons midden te hebben. Opdat ook hier deze oude traditie levend kan blijven.

4.

De eerste spreker stipte ook nog het Tweede Vaticaans Concilie aan. Terecht wees hij erop dat in de eerste constitutie van het Concilie, de constitutie over de liturgie, er sprake is van een toestaan van de volkstaal. Evenzeer terecht constateerde hij dat de huidige praktijk eerder andersom lijkt te zijn. De volkstaal is de gewone gang van zaken geworden, terwijl de Latijnse Mis met gregoriaanse zang uitzonderlijk werd. Niet alleen in Nederland, maar in heel de wereld. Daarbij wil ik niet onvermeld laten, dat het in onze Lage Landen nog niet zo heel slecht gesteld is met de kennis van het gregoriaans. Als student heb ik vele jaren in Kevelaer mogen helpen bij de bedevaarten. Als we op zaterdagavond de lichtprocessie hielden, was de belangrijkste vraag hoeveel Nederlanders er deelnamen. Alleen als een flink deel van de aanwezigen uit onze streken kwam, werd namelijk het Credo gezongen. Mensen uit andere landen kennen het in tegenstelling tot onze (katholieke) landgenoten niet meer uit het hoofd.

Of het zo is dat een verschil tussen beleid en praktijk perse tot problemen moet leiden, zou ik als theoloog willen bevragen. Juist de laatste decennia is er meer oog gekomen voor de eigen betekenis van het gedoopt zijn als behoren tot de Kerk. Door het doopsel zijn we gezalfd met de heilige Geest en begiftigd met geloofszin. Vanuit die gedachte krijgt het thema receptie betekenis. Ik bedoel niet een receptie als deze: een samenzijn vanwege een feestelijke gelegenheid. Het gaat om het ontvangst van regelgeving. De manier waarop regelgeving door de gemeenschap van gedoopte kerkleden ontvangen wordt, geeft mede gewicht aan wat het leergezag ons voorhoudt. De wijze waarop de gemeenschap - waarvan het leergezag onderdeel is - omgaat met wat wordt voorgehouden is, zo mag je vanuit de theologie eerbiedig zeggen, óók een wijze waarop de H. Geest de Kerk de geloofsgemeenschap leidt en stuurt.

Als we vaststellen dat over de hele breedte van de Latijnse Kerk de volkstaal de overhand heeft gekregen, dan wil dit toch meer zeggen dan alleen een onzuivere lezing van de Vaticaanse documenten. Het wijst ons opnieuw op de levende traditie die liturgie is en waar het gregoriaans als een rode draad doorheen loopt.

5.

Er is nog één aspect dat ik aan de gregoriaanse traditie dat ik graag onder uw aandacht breng. Een kenmerk van het graduale is namelijk de diepe Bijbelse worteling ervan. Die teksten zijn, bij mijn weten, zonder uitzondering genomen uit de heilige Schrift zelf. Er spreekt zodoende een Bijbelse spiritualiteit uit, die ik van groot belang acht voor onze liturgie. Ik hoop oprecht dat alle liturgische muziek zich hierop mag blijven oriënteren en dat het gregoriaans dit voor alles als wezenlijk voor onze eredienst mag blijven uitdragen en stimuleren. Een koor als het uwe is mede hierom een kostbaar en te koesteren gegeven.

6.

Nogmaals een hartelijke gelukwens. Als pastoor bedoel ik die felicitaitie ook te zeggen namens alle vijf de parochies van de Kanaalstreek. We hopen oprecht op een lange en goede samenwerking. Ad multos annos; soli Deo Gloria!

De tekst is uitgesproken en daarna op verzoek door de spreker op schrift gesteld.

A. Bultsma, pastoor